Tante Weerwolf

Een kampvuurverhaal uit Iran

Er was eens een arme takkenverkoper die een vrouw en zeven dochters had. Elke dag stond hij in alle vroegte om en liep de stadspoort uit om brandhout te verzamelen. Met zijn mes sneed hij doorntakken af, prikte zich, bloedde en vloekte, maar werkte toch stug door. Want thuis wachtten er acht hongerige monden op hem.

kampvuurplaatjeOp een dag keerde de arme man later dan anders terug naar huis. Het werd al donker en omdat hij haast had, nam hij een kortere weg, die door een smalle steeg leidde.
Uit een van huizen kwam een oude vrouw naar buiten. De arme takkenverkoper wilde aan haar voorbijlopen, maar ze hield hem staande en riep uit: ‘Broer, waar ben je toch al die tijd geweest! Lieve broer, jaren heb ik niets van je gehoord! Kom bij me zitten en vertel me: is het leven goed voor je geweest?’
De man stortte zijn hart uit. ‘Het leven is verre van goed voor me geweest. Elke dag werk ik tot mijn handen bloeden, maar nooit is het genoeg om de magen van mijn vrouw en kinderen te vullen.’
Zijn zuster zuchtte en er blonken tranen in haar donkere ogen. ‘Maak je geen zorgen meer, broer. Ik ben een rijke vrouw. Kom bij me wonen en neem je gezin mee.’
De arme takkenverkoper kon zijn geluk niet op. Hij gooide zijn vracht hout neer en rende naar huis om zijn vrouw het goede nieuws te vertellen. Hij liet zijn dochters hun versleten kleren en rafelige poppen inpakken en sleepte hen mee.
In het huis in de donkere steeg wachtte zijn zuster al op hen. Ze kookte een feestmaal, met bergen saffraanrijst en lammetjes aan het spit. Voor de meisjes kocht ze nieuwe jurken van de fijnste zijde, en met hun moeder deelde ze haar gouden kettingen en armbanden. Ze liet haar slaven brandhout in de wildernis halen en verzekerde haar broer: ‘Nu hoef je nooit meer te werken.’

Het duurde niet lang of de arme familie begon zich beter te voelen. In het huis van hun tante werden de meisjes weer sterk, gezond en zo dik en rond als mestkalfjes.
‘Moeten we niet eens iets terugdoen voor je zuster?’ vroeg de vrouw van de takkenverkoper op een dag. ‘Ze is zo aardig voor ons en de meisjes. Zal ik eens lekker voor haar koken?’
‘Dat is een goed idee, lief,’ antwoordde hij. ‘Maar we kunnen haar geen feestmaal voorzetten. We hebben nog steeds geen geld.’
En dat was waar. Zijn zuster gaf hun alles, maar geen zilveren munten.
‘Weet je wat?’ zei zijn vrouw. ‘Koop een lever. Dat is goedkoop vlees. Ik zal hem zo klaarmaken dat een koningin er haar vingers bij zou opeten!’

Dus ging de takkenverkoper naar de bazaar en kocht een lever. Zijn vrouw sneed de lever in stukken, hakte er uien door en strooide er zout, peper en kurkuma over. Ze zette de kookpot op het vuur en al snel begon het heerlijk te ruiken in huis.
De jongste dochter – de kleinste, de nieuwsgierigste en de hongerigste –  kwam om de hoek van de keukendeur kijken. ‘Is dat voor ons?’
‘Nee, dat is voor je tante,’ antwoordde haar moeder. ‘Hier, ga jij haar de lever maar brengen. Hij is gaar.’
Het meisje tilde de grote schaal op. Het water liep haar in de mond. Zou tante het merken als ze één klein stukje lever at, of misschien wel twee?
In plaats van de schaal naar haar tante te brengen, nam ze hem mee naar de binnenplaats.
Als ik in het allerdonkerste donker wegkruip, dacht het meisje, dan ziet niemand dat ik twee stukken lever eet, of misschien wel drie.
Ze kroop achter een grote oliekruik en at drie stukken, misschien wel vier. Maar toen ze het vijfde stuk in haar mond wilde steken, schrok ze op van een geluid. Op de binnenplaats was nóg iemand aan het eten, luid grommend en smakkend als een wild dier.
Voorzichtig gluurde het meisje om de buik van de kruik.
In een hoek van de binnenplaats lag een hond zo groot dat hij een wolf leek. Met zijn tanden scheurde hij lappen vlees van een kluif zo groot dat het wel een been leek.
Hoe is die hond binnengekomen, dacht het meisje. Als er honden in de buurt van het huis kwamen, joeg tante ze altijd weg met haar bezem.
Net op dat moment kwam de maan vanachter een wolk tevoorschijn. De manestralen vielen op de binnenplaats… op de kluif die geen kluif was… en op de hond die geen hond was.

Dat is een been, dacht het meisje. En dat is een wolf!
Zo stil als ze kon, sloop het meisje achteruit, de binnenplaats af, terug het huis in. Eenmaal binnen rende ze naar de keuken. ‘Kind, wat is er met jou gebeurd?’ vroeg haar moeder. ‘Was tante niet blij met het vlees?’

‘Tante is een wolf!’ jammerde het meisje. ‘Ik heb het zelf gezien. Ze at het been van een man!
De moeder keek haar jongste dochtertje aan. Ze wist dat ze soms het vlees van haar zusjes stal en stiekem de pot leegat, maar nooit, nooit vertelde ze leugens.
Met bonzend hart sloop ze naar de deur en gluurde
Een uur later kwam de arme takkenverkoper thuis. Hij vond zijn vrouw en dochters met hun bundels ingepakt in hun kamer.
‘Wat is er aan de hand?’ vroeg hij.
‘Ik zal je vertellen wat er aan de hand is,’ antwoordde zijn vrouw. ‘Die zuster van jou, is een weerwolf. Ze heeft ons in huis gehaald om ons vet te mesten. Kom mee, we vertrekken ogenblikkelijk!’
Maar de takkenverzamelaar wilde het niet geloven. ‘Schaam je, vrouw! Is dat nu hoe je mijn zus bedankt voor al haar goedheid? Door haar een wolf te noemen? Pak die spullen onmiddellijk weer uit!’
Maar die nacht, toen iedereen sliep, wekte zijn vrouw haar dochters en  het huis uit. De takkenverkoper merkte niets van hun verdwijning tot de volgende ochtend. Hij vond geen spoor van zijn familie, behalve de schaal met lever die op de binnenplaats was blijven staan.
Radeloos rende hij de kamer van zijn zuster binnen. ‘Mijn vrouw vertelde me gisteravond dat jij een weerwolf zou zijn! Nu is ze verdwenen. En mijn dochters ook! Jij hebt ze verslonden!’
‘Onzin!’ gromde zijn zuster. ‘Ga kijken, als je je zo bezorgd maakt, en je zult die ongehoorzame vrouw van je in je oude huis vinden. En als mijn gastvrijheid je niet bevalt, ga jij ook maar terug naar dat krot!’
De takkenverkoper dacht terug aan zijn oude leven en schudde zijn hoofd. Moest hij weer arm en hongerig worden enkel en alleen omdat zijn vrouw zo eigenwijs was? Hij bleef en liet zijn zuster die avond lekker voor hem koken.
Vol en tevreden viel hij in slaap op zijn bed. Hij droomde van lever, gesneden uien en een grote schaapsbout die leek op het been van een man. Uit die laatste droom schoot hij wakker… om een wolf naast zijn bed te zien staan!
De wolf boog zich over hem heen en sprak met de stem van zijn zuster: ‘Nu de anderen ontsnapt zijn, moet jij mijn maag maar vullen, beste broer. Vertel me eens, wat is het sappigste stukje van je? Die ezelskop of die luie voeten?’

De takkenverkoper zag in hoe dom hij was geweest door niet met zijn vrouw te vluchten. Nu was het te laat.
Hij zuchtte en zei tegen de weerwolf: ‘Doe maar wat je wilt.’
En ze stortte zich boven op hem en verslond hem met huid en haar.
Wat zomaar kan gebeuren met mannen die niet naar hun vrouw of dochters willen luisteren.